Beeldtaal. Een begrip dat nog niet ingedaald was bij iedereen, maar na de presentatie door Tony Jacobs is het zeker een levendig begrip geworden.
Tony is de bekende filmer uit België die al eerder bij ons een avond heeft verzorgd over belichting en filmen van personen, toen al heel apart met het gebruik van zijn koppen en paspoppen.

Vanavond dus De Taal van het Beeld.
De zaal is goed gevuld met 34 leden, maar er kunnen er altijd meer bij, terug naar de pre-corona aantallen van 50 tot 60 leden. Kom op dus! De thuisblijvers hebben vanavond echt wat gemist: Tony is een uiterst plezante verteller, die korte duidelijke statements gebruikt en daarna dit ondersteunt door de bijpassende filmbeelden om zijn verhaal goed over te brengen.
Ik kan hier alleen zijn tekst statements met toelichting weergeven. Helaas zullen jullie het zonder de ondersteunende filmfragmenten moeten doen. Misschien dat techniek van de toekomst dit wel toelaat door allerlei links in de tekst in te bouwen, maar nu nog even niet.

Tony bespreekt Decors, Miniaturen, Speciale effecten, Camerabewegingen, Matching in overgangen, Kledij en Kostuums, Standpunten en Beeldtaal, Geen Uitweg, Structuur in de Film, Verhalen vanuit een Vertelling, Set-ups en Payoffs en als laatste Jumpcuts.
Je hebt het al door: een lange, heel leerzame avond die iedereen boeide en geen seconde verveelde.

Decors en Achtergronden.
Locatie keuze is primair! Dit is cruciaal en vaak ook kostenbesparend. Voorbeelden zijn uit de films van Tony zelf het middeleeuwse openluchtmuseum stadje Bokrijk en een abdij ruïne, en de plek waar bekende films zich afspeelden zoals de originele concertzaal van Amadeus over Mozart, Indiana Jones in Petra in Jordanië en Room with a View in Florence.
Decors in een studio.
Dit kan een alternatief zijn, maar wordt steeds minder gebruikt en is duur.
Miniatuur omgeving.
In plaats van ware grootte kun je miniaturen gebruiken. Dit is ook heel goed mogelijk.
Voorbeeld is een kerkinterieur exact nagebouwd op schaal 1 op 6 waardoor je gecontroleerd de boel kan laten instorten, en dat keer op keer als nodig.

Speciale Effecten.
Er werden een aantal trucages onthuld over simulatie van een aardbeving in een kerk. Op kleinere schaal werd dit realistisch uitgebeeld. Knap gedaan, net echt.
De regisseur.
Hij dient de absolute leider van het filmproces te zijn.
Camerabewegingen.
Deze geven een extra dimensie aan de film. Voorbeeld is een kraanshot, met in- of uitrijden. Een ander beweging: de camera draait om de acteur heen.
Je kunt uitzoomen als overgang naar een nieuwe scene. De bekendste fout in camera stand punt is de opa die zijn kleinkind filmt vanuit de hoogte: als je dat volhoudt dan zie je het joch nooit groot worden! Door de knieën dus.
Het gebruik van een drone is een nieuw hulpmiddel.
De Steadycam is de lopende cameraman, wel zwaar werk.
Filmen met een smartphone en gimbal: verlaag later de snelheid om een rustig beeld te krijgen.
Van alle opties om met de camera te bewegen werden overtuigende voorbeelden vertoond, heel illustratief.
Matching in overgangen.
Nieuwe trend is een overgang te creëren door de camera te bewegen in onverwachte richtingen. Toegevoegd geluid leidt dan af van minder geslaagde overgangen.
Kledij en Kostuums.
Dat is zeker beeldtaal. Geef de hoofdpersoon de aandacht, door opvallende kleding en kleur. Figuranten zijn meer flets en bleek. Overtuigend in kostuum films.
Kleur in de kleding heeft ook een functie: bv. wit in de film A Clockwork Orange, een indicatie van de slechteriken. Grijs wordt vaak gebruikt voor de anti-held.

Standpunten en Beeldtaal: Dutch Angle.
Een Dutch Angle is een filmtechniek waarbij de camera onder een hoek wordt gehouden. Het resultaat is een beeld waarbij de horizon niet horizontaal maar schuin loopt. De hellende horizon veroorzaakt vervreemding, desoriëntatie en spanning. De techniek werd vroeger veel gebruikt door filmregisseurs in Duitsland. Het naamdeel Dutch van de techniek is te verklaren door een versimpeling van de Engelstalige uitspraak van Deutsch tot Dutch, er is dus geen verband met ons land.
Geen uitweg – Geen weg terug.
Plaats personen tegen de kaders aan om spanning te verhogen.
Structuur in de film.
De Syd Field methode houdt in alles eerst in Totaal opnemen, en dan nogmaals daarna opnemen in close-ups. Het eindresultaat is een mix van goede shots, steeds met dezelfde camera gemaakt met dezelfde vergelijkbare instellingen.
Structuur optreden personages.
In het eerste kwart van de filmduur moeten alle belangrijke personages bekend zijn.
Verhalen vanuit een vertelling.
Dit heeft de vorm van een terugblik vanuit het heden naar de geschiedenis.
Je start met het einde, en dan gaat de film terug naar het begin.
Als alternatief wordt de plot verteld in het begin.
Set-ups en Payoffs.

Dit zijn belangrijke onderdelen om de film geloofwaardig te maken. De set-up is een indicatie van een bepaald iets dat nog moet gaan gebeuren. De payoff is het resultaat van een of meerdere set-ups. Dit moet je wel tevoren in een scenario verwerken om later de gebeurtenis geloofwaardig te laten overkomen. Voorbeeld: een aardbeving kondigt zich aan door diverse gebeurtenissen.
Jumpcuts
Normaal moeten we de zogenaamde springers vermijden.
Echter bewust gemaakte springers kunnen wel om de tijd wat inkorten. Dat kan door meerdere onderbroken shots met hetzelfde standpunt en inkadering. Gebruik altijd drie jumpshots, niet minder. Als voorbeeld wordt gefilmd het oplopen van een lange trap, in 3 stukjes gefilmd.
Tony hoopte in zijn slotwoord dat zijn verhaal niet al te professioneel overkwam. De avond werd met een welgemeend dankwoord aan Tony afgesloten. We zijn allemaal een heel stuk wijzer geworden over wat er mogelijk met het effectieve gebruik van Beeldtaal.
Tony bedankt namens alle aanwezigen!

Wil van Voorst