Vanavond is Tony Jacobs te gast op filmclub LVSL. Tony is een bekende ‘kortfilmmaker’ uit België die al eerder avonden bij de LVSL heeft verzorgd. Vorig jaar maart nog heeft hij een avond over ‘beeldtaal’ gepresenteerd. Over beeldtaal gaat het ook vanavond vaak, maar nu vanuit het perspectief hoe je vanuit een verhaal, een scenario, komt tot een draaiboek.
Die uitwerking begint, zegt Tony, met het selecteren van acteurs die goed passen in het verhaal, de keuze van decor en locatie (want die bepalen de sfeer van de film) en de props: het materiaal dat je gaat gebruiken (effecten, drone, rookmachine, gimbal etc.). Het vinden van de juiste acteur(s) is het moeilijkst. Zelf gaat hij vaak naar toneelvoorstellingen en onthoudt dan acteurs die mogelijk passen in een rol. Die acteurs vraagt hij te spelen in zijn films. Tony: “Plan data voor de draaidagen met de hoofdacteurs, daarna pas met de figuranten”.
Aan de hand van een aantal korte films en fragmenten laat Tony het belang van de gekozen locatie zien. Een belangrijke tip is: verken de locatie waar je wil gaan filmen en kijk door het zoekbeeld van je camera. En maak van tevoren foto’s vanuit verschillende hoeken.
‘De legende van de kaartridder’ is opgenomen bij het justitiepaleis in Brussel, de Opera te Gent en de abdij ruïne Villers-La Ville. Het belang van de locaties blijkt overduidelijk. Soms lukt het om allerlei redenen niet om te filmen op je gekozen locatie, zoals (voor een andere film) de folterkamer in het fort van Breendonk. Die heeft Tony voor zijn film toen maar nagebouwd. Nadat hij in Coronatijd op internet een verhaaltje had gezien maakte Tony de eenminuutfilm ‘De Wereldverbeteraar’. Belangrijk was de locatie: het moest een kamer zijn met veel boeken(kasten). Voor een film over Charles Dickens bleek Fort 3 in Borsbeek de ideale locatie voor de gevangenis waarin de vader van Dickens gezeten heeft. En voor de film ‘Carrière’, gemaakt voor de dansacademie, het Paterspand in Turnhout (Tony’s woonplaats). Met deze film won hij overigens de Fellini-prijs van Unesco in 2000 (en een bronzen medaille bij de Unica).
Op de vraag hoe hij aan toestemming komt voor het filmen op dergelijke locaties antwoordt Tony: “Met relaties kom je een heel eind’. En soms moet je betalen. Af en toe is er geen elektra: dan heb je een grote generator nodig.
Als voorbeeld voor de ‘props’ in een draaiboek neemt hij zijn film “Het Huis’, die zich afspeelt in de jaren 60. In het draaiboek staan bij de props: oude Mercedes, bureau uit 1969, telefoon uit die tijd, typemachine. Het moet allemaal kloppen natuurlijk.
Heb je de juiste locatie gevonden (en de props uitgewerkt) dan is de volgende stap: het draaiboek. Even ter herinnering de 5W’s: wie-wat-waar-wanneer-waarom. Aandachtspunten voor het draaiboek zijn:
– situeringsshot (overzicht waar de handeling van een scene plaatsvindt)
– de aslijn
– de decoupage (welke shots voor de scene)
– de continuïteit van looprichting en beweging (zodanig knippen dat de persoon in beeld blijft)
– belichting en weerstoestand
– het snijden in de beweging (moet logisch en vloeiend zijn)
– de beeldtaal
– de muziek
Aan de hand van voorbeelden laat Tony zien dat de ooglijn (1/3 vanaf boven) altijd goed moet zijn, ook als er meet meerdere camera’s gefilmd wordt. En als het even kan, film een gebouw of ander onderwerp dan schuin: een object rechts of links in beeld geeft dan meer perspectief. Gebruik je zoomlens om het kader te verleggen, maar zoom zelf niet in de film. Tenzij dat functioneel is natuurlijk (Tony toont voorbeelden van functioneel zoomen). Ook een uitzoom als overgang naar een nieuwe scene kan. Voor een professionele look is het belangrijk beweging in je film aan te brengen. Denk aan slider, crane, in- en uitrijder, gimbal en drone. Ook hiervan toont Tony voorbeelden uit eigen werk. Zo laat hij zien dat met een smartphone op een gimbal mooie stabiele bewegingen gemaakt kunnen worden.
Nog even over de aslijn: daar mag je in principe niet overheen. Zit persoon A links en B rechts dan moet dit zo blijven bij over-the-shoulder-shots. Als je besluit over de as te gaan monteer er dan drie close up shots tussen om te ‘kijkrichting’ te veranderen.
Een gouden regel, ook voor documentaires, is om tussenshots te gebruiken. Dus niet alleen de handen van de kunstenaar, maar ook zijn gezicht.
Tony toont voorbeelden van decoupages: hoe je met behulp van inserts een scene van één shot decoupeert naar drie. Zo zien we in ‘Klaas Vaak’ eerst de scene opgebouwd uit een aantal shots en daarna dezelfde scene verrijkt met inserts. Zo maakt decoupage je film veel levendiger. Voorwaarde is wel dat je dezelfde scene dan vier of meer keer filmt natuurlijk. Tony noemt dit “de Amerikaanse methode’: eerst de hele handeling filmen en nadien details decouperen in verschillende beeldkaders. Doe dit ook bij gesprekken tussen twee mensen: breng afwisseling aan in de beelduitsneden en las luistershots in.
Beeldtaal gebruiken heeft een filmische meerwaarde. Zo maakte Tony in zijn begintijd veel films waarin niets gezegd wordt. Het gekozen beeldkader bepaalt dan de betrokkenheid van de kijker. Bijvoorbeeld een overzichtsshot, dan over-the-shoulder en dan vanuit de plek van de tegenspeler. Zo kom je steeds dichter bij de actie. Wil je emotie laten zien of de persoon iets belangrijks laten vertellen: maak een close-up. De plaats in het beeld heeft een enorme invloed: een persoon ‘die het niet meer ziet zitten’ zit meestal tegen de zijkant van het beeld geplakt. Met een aantal voorbeelden laat Tony nog zien hoe belangrijk snijden in beweging is. Snijden in de tijd los je het beste op door te beginnen met een extreme close-up.
Onder dwang van de tijd (het is ondertussen over half 11) moet Tony het laatste deel van zijn presentatie helaas overslaan. Gelukkig wil de zaal nog wel graag zijn nieuwste film ‘Sine tempore’ zien. “Opnieuw een indrukwekkende film” vindt ook André, die Tony hartelijk bedankt en de avond afsluit. Het was een lange avond, maar bijzonder plezant! Wat hebben we weer veel geleerd van Tony Jacobs!
Ruud Smeenk